Informatie over bedrijfsonroerendgoed

Voor bedrijfsruimte gelden strikte duurzaamheidseisen. Zo moet kantoorruimte sinds 1 januari 2023 minimaal energielabel C hebben om verhuurd of gebruikt te mogen worden. Uitzonderingen bestaan, maar zijn beperkt. Voldoe je niet aan deze verplichting, dan loop je risico op:

• Handhaving door de overheid, waaronder boetes of een last onder dwangsom

• Waardevermindering van het pand

• Beperkingen bij herfinanciering of verkoop

• Mogelijke claims van huurders wanneer de ruimte niet voldoet aan de afgesproken gebruiksfunctie

Het is belangrijk verder vooruit te kijken: er wordt al gewerkt aan aanscherping naar label A in de toekomst, en installaties zoals cv-ketels worden fasegewijs uitgefaseerd. Als eigenaar moet je dus tijdig plannen maken voor verduurzaming, zowel financieel als technisch.

Bij bedrijfsruimte is de onderhoudsverdeling anders dan bij woningen. De wettelijke regeling voor kantoor- en winkelruimte (7:230a BW) laat veel ruimte voor contractuele afspraken. In de praktijk geldt meestal:

• Verhuurder: groot onderhoud en vervanging van essentiële installaties (zoals dak, fundering, hoofdriolering, gevels en technische installaties).

• Huurder: dagelijks en klein onderhoud, inclusief storingen veroorzaakt door gebruik, binnenafwerking en vaak ook het periodiek onderhoud van installaties.

Bij winkelruimte (7:290 BW) kunnen de afspraken afwijken, maar ook daar wordt een groot deel van het onderhoud, vaak meer dan veel verhuurders verwachten, contractueel bij de huurder gelegd. Belangrijk: installaties zoals airco’s en verwarmingssystemen worden steeds vaker volledig aan de huurder toegerekend. Onduidelijke afspraken leiden snel tot discussies, daarom moet de verdeling expliciet en gedetailleerd in het contract staan.

De meeste huurovereenkomsten voor bedrijfsruimte bevatten een jaarlijkse indexering. Deze is meestal gebaseerd op het CPI Alle Huishoudens van het CBS, maar afwijkende CPI’s (zoals Consumentenprijsindex voor Bewerkte of Onbewerkte goederen) komen ook voor. Welke index je moet gebruiken, hangt volledig af van wat er in het contract staat.

Daarnaast speelt de ingangsdatum van de huurovereenkomst een belangrijke rol: indexering gaat vrijwel altijd in op de contractueel afgesproken datum, ongeacht wanneer het contract precies is getekend. Ook wanneer inflatie uitzonderlijk hoog of laag is, is de contractuele indexeringsbepaling leidend.

Een correcte toepassing is essentieel — een verkeerde berekening of een te late aanzegging kan ertoe leiden dat je indexatie niet meer kan doorvoeren, of dat de huurder terugbetaling kan eisen.